Pagina's

De vergeten annexatie

13 juli 2013
Nederland wilde na de oorlog grote delen van Duitsland annexeren. Het bleef bij een handvol dorpen aan de grens. Vijftig jaar geleden werd het land teruggegeven. 'Wij zijn ons altijd Duitsers blijven voelen.'

De 82-jarige Ursula Schlütter zat eerste rang toen de Koninklijke Marechaussee, bewapend met pistolen, op zaterdag 23 april 1949 het Duitse dorp Suderwick binnenmarcheerde en voor Nederland opeiste. 'Ons werd niets gevraagd. We stapten 's avonds in Duitsland in bed en werden 's ochtends in Nederland wakker,' zegt Schlütter, terwijl ze met haar rollator over de stoep schuifelt.

De Duitse woont al een heel leven aan de Heelweg/Hellweg, waarvan de even nummers in het Nederlandse dorp Dinxperlo in Gelderland liggen en de oneven nummers in Suderwick. Gele kruisen op de weg markeren de grens. De slaperige straat is Nederlands, de stoep Duits. Je kunt er je auto parkeren in Duitsland en uitstappen in Nederland. Verder valt er weinig te beleven.

'Zo vredig als de weg er nu bij ligt, was het niet altijd,' vertelt Schlütter. 'Tussen 1939 en 1949 hadden we prikkeldraad voor de deur. Bij één huis was de Duitse stoep zo smal dat er maar één persoon tegelijk langs kon, anders hing je in de Stacheldraht. Toen de Hollanders kwamen, hebben ze het opgeruimd.' Ze geeft toe: 'Daar waren we blij om.'

Na de oorlog ontstonden in Nederland wilde plannen voor annexatie van grote stukken van het in puin geschoten Derde Rijk, als compensatie voor het leed dat de Duitsers hadden aangericht en als bescherming tegen een onvermijdelijk geachte nieuwe Duitse aanval. Er verschenen kaarten waarop Nederland tot Hamburg reikte. Het werd een echec: in 1949 zou een schamele 69 vierkante kilometer met zo'n 10.000 inwonende Duitsers Nederlands worden.

Touringcars

Veel had ook de grenscorrectie bij Suderwick niet om het lijf. De strook tussen de grenspalen 731 en 735 was 2 kilometer lang en een paar honderd meter breed. De annexatie verschoof de onhandige en niet te controleren grens aan de Hellweg naar de groene weilanden achter de huizenrij, meer niet. Het kleine Suderwick zat altijd al vastgeplakt aan het grotere Dinxperlo, maar de 353 Suderwickers hoorden er voortaan officieel bij. De Nederlanders hingen nieuwe verkeersborden op, bewoners ruilden marken om voor guldens en brieven werd niet langer bezorgd door Deutsche Post, maar door de PTT.

Veel interesse uit het nieuwe vaderland was er niet. Het 3.200 inwoners tellende Elten bij Zevenaar daarentegen werd na de annexatie onder de voet gelopen door Nederlanders. In korte tijd bezochten twee miljoen kijklustigen het dorp. Voor het vervoer van alle annexatietoeristen waren duizenden touringcars nodig. Schlütter: 'Daar staat een berg met uitzicht. Wat hadden die lui hier moeten doen?

Niet alles ging van een leien dakje. Bij de Nederlandse politie zaten volgens Schlütter 'een aantal lummels' die de Duitsers het leven zuur maakten. 'Als ze ons op kleine overtredingen konden betrappen, dan deden ze dat.' Maar toen Suderwick in 1963 weer terugverhuisde naar de Bondsrepubliek, was van enthousiasme weinig te merken. 'Na veertien jaar Nederland was het veel mensen om het even. Veel families waren met elkaar verbonden. Mijn man kwam uit een gezin met zes kinderen, van wie er vijf met Nederlanders zijn getrouwd.' De grens liep weer op dezelfde onhandige plaats als eerst, alleen het prikkeldraad keerde niet terug.

Vijftig jaar na de teruggave is 'Dinxperwick', zoals de twee dorpen ook worden genoemd, een schoolvoorbeeld van Nederlands-Duitse samenwerking. De slagbomen zijn opgeruimd, er is een gezamenlijk politiebureau, en veel Duitse kinderen gaan naar school in Dinxperlo. De directeur van de katholieke Sint Liboriusschool, Yvet Knoefmann (32), schat dat de helft van haar leerlingen 'een Duitse achtergrond'heeft.

Dan is er nog de luchtbrug die het verzorgingshuis aan de Heelweg verbindt met dat aan de Hellweg. In de luchtbrug zit een café waar de ouderen samen koffie kunnen drinken. Ook hier geven gele kruisen op de vloer de grens aan. De bouw had heel wat voeten in de aarde, omdat in de luchtbrug niet alleen bejaarden, maar ook de bouwvoorschriften uit de twee landen elkaar ontmoeten. 'Onze regels waren strenger,' glimlacht een toevallig passerende Nederlandse ambtenaar.

Ach, die grens. Schlütter mag graag vertellen hoe haar grootvader voor de oorlog kippenvoer kocht in Dinxperlo. Op een kwade dag mocht dat niet meer. Grootvader trok zich er niets van aan, maar liep tegen de lamp. Hierop strooide hij demonstratief het kippenvoer aan de Nederlandse kant van de grens op de grond, ging naar huis en joeg zijn kippen vanuit het Duitse Rijk de grens over, waar ze het voer gulzig opvraten.

Zure melk

Een goed uur rijden noordwaarts - de snelste route loopt volgens het navigatiesysteem door Duitsland - werden twee eenzame boerderijen bij Losser geannexeerd, waardoor de Duitse families Oevermann en Aarnink in Nederland belandden. De grenswijziging - 3 kilometer lang en een paar honderd meter breed - maakte een eind aan een minuscule uitstulping van Duitsland in Overijssel. Een optimist zou zeggen: het Koninkrijk der Nederlanden werd bij Losser op 23 april 1949 met honderden mooie bomen en duizenden frisse grassprieten uitgebreid.

De annexatie creëerde een acuut probleem. 'De melk van onze koeien mocht niet meer naar de Duitse melkfabriek, maar moest meteen naar Nederland,' vertelt Herbert Oevermann (75), destijds een boerenzoon van 11 jaar. Probleem: de melk kón niet naar Nederland omdat er geen brug was over de Dinkel, een uit de kluiten gewassen beek die Oevermanns lichtglooiende grond in het noorden van de geannexeerde strook scheidde van de rest van Nederland. Een van de eerste daden van het nieuwe Nederlandse gezag was daarom het slaan van een noodbrug ter hoogte van grenspaal 13, zodat de melk in het geannexeerde gebied niet zuur werd. De jonge Oevermann kreeg een pasje waarmee hij elke dag op de fiets de grens over kon om in het 5 kilometer verderop gelegen Duitse Achterberg naar zijn oude school te gaan.

Tien minuten rijden zuidwaarts ligt, in een pastoraal landschap met wuivend gras en oude eiken, de boerderij van Hermann Aarnink (77). Het landgoed bij grenspaal 6 behoorde voor de oorlog aan een vermogende Joodse familie uit Enschede. Aarninks vader kocht de grond, en mocht er na de oorlog blijven wonen. Incidenten met Nederlandse autoriteiten zijn er in de veertien Hollandse jaren niet geweest. Of het moet die keer zijn geweest toen Aarninks vader een wapenvergunning vroeg om te jagen. Aarnink: 'Ze geloofden niet dat hij met wapens kon omgaan, waarop hij zei: "Luister eens, ik was in de oorlog een Duitse soldaat. Ik weet echt wel hoe een geweer werkt." Toen hebben ze hem die vergunning toch maar gegeven.'

Waarom de Nederlanders de twee boerderijen in 1949 per se wilden hebben, is Aarnink altijd een raadsel gebleven. Er klinkt ironie in zijn stem: 'Ze hadden hun oog laten vallen op een veel groter stuk Noord-Duitsland met aardoliereserves in het graafschap Bentheim, maar dat kregen ze niet. Ergens in de onderhandelingen zijn ze bij deze twee boerderijen blijven steken.'

Toen zijn huis in de nacht van 31 juli op 1 augustus 1963 werd teruggegeven aan Duitsland, deed Aarnink daar zijn voordeel mee - zoals zoveel inwoners van de geannexeerde gebieden. Het bekendst is de Butternacht van Elten. Het dorp veranderde vlak voor de teruggave in één groot pakhuis. Er stond volgens een krantenbericht uit die tijd alleen al 2.100 ton boter, die zich om middernacht opeens in Duitsland bevond zonder dat er een Pfennig aan invoerrechten was betaald.

Schweinenacht

Aarnink organiseerde zijn eigen Schweinenacht. 'Nederland was verder in het fokken van varkens. Ze waren dikker dan in Duitsland. We hadden die avond een paar wagens vol Hollandse varkens op het erf staan.' Terugkijkend: 'We hadden er meer werk van moeten maken, maar we waren toen niet zo slim als tegenwoordig.' Vijftig jaar na dato lijkt de grens ook hier uitgegumd. De uitbater van het restaurant bij de hoeve van Aarnink is een Nederlander. Het terras van Michiel Hommels (35) ligt in Duitsland, de midgetgolfbaan in Nederland. Hij verkoopt er koffie met gebak en Kaffee und Kuchen. Het eerste overigens meer dan het laatste, omdat de meeste klanten uit Nederland komen.

Oevermann ervoer de terugkeer naar Duitsland als een 'opluchting'. 'Met de Nederlandse buren kunnen we uitstekend overweg. De buurvrouw wordt zondag 70 jaar. Daar gaan we natuurlijk naartoe, maar we zijn altijd Duitsers gebleven.' Animositeit tussen de Nachbarn is er alleen als er een spel op televisie is waarbij twee teams van elf mannen hard achter een bal aanrennen. Oevermann kan zich goed herinneren dat hij enkele decennia geleden bij zijn buren naar een voetbalfinale tussen Duitsland en Nederland keek. Die Mannschaft won.

Na afloop vroeg Oevermann bedeesd: ‘Mok opstapp’n noe?’

Zijn buurman sprak gelaten: ‘Nee, blief mar zitt’n.’

Uithoek bij Sittard

Helemaal in het zuiden hing Huub Dassen (1909-1978) op 23 april 1949 een enorme Nederlandse vlag aan de gevel van het gemeentehuisje in Tüddern. De gemeente Selfkant, net over de grens bij Sittard, was met 41 vierkante kilometer de grootste Duitse vis die Nederland wist te vangen. Er woonden iets meer dan 5.600 mensen. Het gebied werd omgedoopt tot Drostambt Tudderen. Dassen, Tweede Kamerlid namens de Katholieke Volkspartij, werd benoemd tot landdrost – zoals de burgemeester er heette.

Een groot deel van de bevolking stond sceptisch tegenover de annexatie. 'Deutsch in Freuden, Deutsch im Leide' (Duits in vreugde en leed) werd vlak voor de annexatie op een muur gekalkt. Toen de colonne van Dassen over de stoffige wegen het gebied binnenreed, klonk volgens een meereizende journalist 'een enkele maal aarzelend gejuich, een enkele andere maal werd nijdig een raam gesloten'.

In de verslagen klinkt verbazing over de erbarmelijke toestand waarin de uithoek verkeerde, 'zonder de frisheid van verse baksteen en nieuwe verf, zonder geur en kleur'. Omdat de annexatie al langer als een dreigende donderwolk boven Selfkant hing, hadden de Duiters er niet meer geïnvesteerd. De media volgden de gebeurtenissen op de voet. De eerste diefstal onder Nederlands bestuur – vijf konijnen – haalde de krant, net als de eerste geboorte. Dassen gaf het meisje een spaarbankboekje met 20 gulden (9 euro).

Nederland zou in de jaren die volgden nog veel meer geld in Selfkant pompen. Oorlogsschade werd hersteld, nieuwe huizen gebouwd, wegen opgeknapt. Bejaarde Duitsers trokken van Drees. Het leverde Nederland veel goodwill op. Later trok ook Duitsland de portemonnee, om het volk te laten zien dat de Heimat hen niet was vergeten. Zo aten de Selfkanters van twee walletjes.

Er waren Duitsers in de streek die liever bij Nederland hoorden. Peter Joseph Meessen (1898-1960), bijgenaamd Meessen Jüppke, was er één. Zijn afgelegen boerderij, verscholen tussen vruchtbare akkers en dichte bossen, was op 23 april Duits gebleven. Maar het dorp Höngen, waar zijn gezin boodschappen deed, was Nederlands geworden. Meessen kon er alleen nog via een enorme omweg komen. 'Wij woonden in Het Vergeten Huis,' zegt zijn tachtigjarige dochter Josefa. 'De nieuwe grens liep vlak achter de hoeve. Een deel van onze grond lag opeens in Nederland.' Dorpelingen uit Höngen vertelden dat met de Hollanders best te leven viel, waarna de boer het drostambt vroeg of zijn hoeve ook kon worden geannexeerd.

Een geallieerde grenscommissie kwam poolshoogte nemen en vergaderde aan Meessens keukentafel. Een lid van de commissie sprak plechtig: 'Wat hier gebeurt, is een historisch unieke gebeurtenis. Het is nog nooit voorgekomen dat deze commissie vanwege één enkel huis samenkomt.' Meessen mocht zijn verhaal doen. Kennelijk met verve, want in de nacht van 15 op 16 juli 1949 verschoof de grens een tweede maal. De boer wachtte de Nederlanders de 16de juli op in zijn zondagse pak. 'Hij heeft hun nog de plaatsen gewezen waar ze de grenspalen het beste konden neerzetten,' gniffelt zijn dochter.

Mensensmokkel

De avond voor de annexatie stroomde de boerderij vol vreemdelingen. Negen Duitsers probeerden zo voet op Nederlandse bodem te zetten. Ze hadden gemeen dat ze bij hun geliefde of familie in Nederland wilden zijn, maar daarvoor geen toestemming kregen. Het was een bont gezelschap. Er arriveerde een arts uit Keulen die naar Amsterdam wilde, waar zijn dochter woonde. Er klopten twee vrouwen uit de grensstreek aan die allebei een vriend in Limburg hadden.

Ook Hubert Ketzer (1916-2011) meldde zich. De in Heerlen geboren zoon van een Duitse mijnopzichter had als dienstplichtige met de Wehrmacht aan het Oostfront gevochten, was zwaargewond geraakt, en wilde terug naar zijn vriendin in Heerlen. Volgens de dochter van Meessen waren de Duitsers door landdrost Dassen naar de boerderij gedirigeerd. Ze zegt daarover: 'Mijn vader was bang dat hij vervolgd zou worden wegens mensensmokkel, maar Dassen zei dat hij zich geen zorgen hoefde te maken.'

Het lijkt erop dat de grenscorrectie is gebruikt om een aantal probleemgevallen het land in te loodsen. De verstekelingen mochten na 16 juli allemaal in Nederland blijven. Ketzer werd in 1957 genaturaliseerd. 'Het enige wat ik heb gehoord, is dat mijn vader die avond per se in die boerderij moest zijn,' vertelt zijn zoon Wim. Hij herinnert zich ook dat zijn ouders lang na 1949 nog contact onderhielden met Dassen.

Meessens dochter bewaart louter goede herinneringen aan de Nederlandse jaren. ‘Het was een wunderbarliche Zeit. Nederland was een land van melk en honing.’

Gotische letters

De meeste huizen, bomen en weilanden werden in 1963 teruggegeven. Twee grotere stukken bleven Nederlands: een bos bij Elten en de Duivelsberg bij Nijmegen. Volgens toenmalig VVD-staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Hans van Houten (1907-1996) was behoud 'uit recreatief oogpunt van belang' voor het vaderland. De Duivelsberg was voor Nijmegenaren een populair uitstapje.

Toen de berg dreigde te worden teruggegeven, startte PvdA-politicus Marinus van der Goes van Naters (1900-2005), zelf afkomstig uit Nijmegen, een campagne om de bult te behouden. Naar verluidt wist hij tijdens een etentje de Duitse ambassadeur daarvan te overtuigen, waarna de berg van de Duitsers mocht blijven waar hij was.

Wie door geannexeerd gebied wil lopen, iets waarvan honderdduizenden Nederlanders tot 1949 alleen maar konden dromen, kiest uit een van de wandelingen die Staatsbosbeheer er heeft uitgezet. Op de berg staat een paal die de grens van vóór de annexatie markeert. ‘Laat vriendschap heelen wat grenzen deelen,’ staat er in gotische letters.


Dromen van een groter Nederland

Het officieuze startsein voor de discussie over annexatie van Duits grondgebied kwam in 1944 van de Nederlandse partijloze minister van Buitenlandse Zaken Eelco van Kleffens (1894-1983). In een artikel in het Amerikaanse tijdschrift Foreign Affairs schreef hij dat door de Duitsers aangerichte oorlogsschade in Nederland wellicht moest worden gecompenseerd met Duitse grond. Het kabinet-Schermerhorn, dat in juni 1945 aantrad, riep op tot een openbaar debat over de wenselijkheid van annexatie. Er verschenen vele brochures waarin enorme stukken Duitsland werden geclaimd. Veel annexionisten meenden dat de Duitsers die er woonden moesten worden verdreven, om te voorkomen dat Nederland met een vijfde colonne werd opgezadeld.
Hoofdredacteur van Elseviers Weekblad Henk Lunshof steunde het Nederlandsch Comité voor Gebiedsuitbreiding. Uitgeverij Elsevier verspreidde het pamflettistische Onze schulden zijn hun schuld van illustrator Jo Spier. Met bijtende humor propageerde hij annexatie: 'Het is beter voor ons om een voortuintje te hebben. Dan staat de volgende Hitler niet zoo ineens bij ons in de gang.' Elsevier gaf ook de invloedrijke brochure Uitbreiding Nederlands grondgebied gewenscht uit van Frits Bakker Schut, directeur van de Rijksdienst voor het Nationale Plan. Daarin bepleitte Bakker Schut een uitbreiding van Nederland met circa 25.000 vierkante kilometer.
De Nederlandse politiek was verdeeld over de kwestie. De westelijke geallieerden, de Britten voorop, voelden er niets voor om de westgrens van Duitsland fors te verleggen. Naarmate de tijd verstreek, kromp de omvang van het gebied dat Nederland op-eiste steeds verder. Een staatscommissie adviseerde begin 1946 om Nederland met zo’n 5.000 vierkante kilometer uit te breiden. Het kabinet-Beel, dat in juli 1946 aantrad, matigde de eisen tot 1.750 vierkante kilometer.
Uiteindelijk zou Nederland iets minder dan 70 vierkante kilometer krijgen. Woorden als ‘kater’ en ‘fooi’ vielen. De Koude Oorlog was begonnen, waardoor het westelijke Duitsland veranderde van vijand in bondgenoot. Het gebied, twee inhammen bij Sittard en Zevenaar en wat losse snippers langs de rest van de grens, werd op 23 april 1949 in bezit genomen.
Begin jaren vijftig werd alweer gepraat over teruggave. Nederland hoopte in ruil daarvoor een oud grensgeschil over het Eems-Dollard-gebied op te lossen. De geannexeerde grond diende als onderpand om de Duitsers tot soepelheid te bewegen, ook bij toekomstige gesprekken over herstelbetalingen. Maar die waren niet bereid tot concessies. De onderhandelingen waren hard en duurden lang. De Duitse opstelling leidde, zoals Historisch Nieuwsblad in 2010 schreef, tot een uitbarsting van KVP-minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns (1911-2002): 'Wat denkt u wel! U denkt dat u hier als gelijke zit, maar dan vergist u zich.'
Uiteindelijk kwamen beide landen overeen dat bijna alle geannexeerde grond zou terugkeren. In ruil kreeg Nederland 280 miljoen mark (143 miljoen euro). Het bezorgde veel Nederlanders opnieuw een kater. 'Wat Duitsland in keiharde onderhandelingen aan geld heeft bespaard, is misschien tegelijkertijd aan pas weer ontluikende goodwill verloren gegaan,' concludeerde CHU-Kamerlid Isaäc Diepenhorst tijdens het debat daarover in 1963.

Gepubliceerd in juli 2013 in Elsevier, het huidige EW.